-
1 werfen
werfen3 werpen, jongen♦voorbeelden:mit Geld um sich werfen • met geld smijteneinen Mantel um sich werfen • een mantel omslaandie Kleider von sich werfen • zijn kleren vlug uittrekken, afwerpen♦voorbeelden:sich in einen Sessel werfen • in, op een stoel neerploffen -
2 entgegenwerfen
entgegenwerfen -
3 herfallen
herfallen♦voorbeelden: -
4 hineinwerfen
hineinwerfen1 erin, naar binnen gooien, werpen -
5 loslegen
-
6 losstürzen
-
7 stürzen
stürzen♦voorbeelden:schwer stürzen • lelijk vallennach hinten stürzen • achterovervallen〈 figuurlijk〉 die Temperatur stürzte um 20 Grad auf 10 Grad • de temperatuur zakte plotseling met 20 graden tot (maar) 10 gradenins Zimmer stürzen • de kamer (komen) binnenstormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sich in Schulden stürzen • zich in de schuld stekeneinen Deckel über den Topf stürzen • een deksel op de pan zetten2 (bitte) nicht stürzen! • niet kantelen! -
8 reißen
reißen♦voorbeelden:1 das reißt ins Geld • dat hakt erin, dat loopt in de papierenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:in den Abgrund reißen • in de afgrond sleurenjemanden zu Boden reißen • iemand tegen de grond smijtendie Latte reißen • de lat eraf springen, raken -
9 niederstoßen
-
10 Elend
Elend〈o.; Elend(e)s〉2 armoede, nood♦voorbeelden:jemanden ins Elend stürzen • iemand in het ongeluk stortenaussehen wie das leibhaftige Elend • eruitzien als de dood van Ieperen -
11 ablagern
ablagernI 〈onovergankelijk werkwoord; haben/sein〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zich afzetten ⇒ bezinken, neerslaan -
12 ergießen
ergießen1 uitgieten, -storten 〈 ook figuurlijk〉1 zich uitstorten, uitgestort worden 〈 ook figuurlijk〉
См. также в других словарях:
Johannes le Francq van Berkhey — (auch: Joannes le Franc van Berkhey; * 23. Januar 1729 in Leiden; † 13. März 1812 ebenda) war ein niederländischer Naturforscher, Dichter und Maler. I … Deutsch Wikipedia